Home » Spiegelreflex camera » Canon 80D
Voor fotografie en video kun je gebruik maken van een Canon 80D spiegelreflexcamera, ook wel DSLR genoemd. Om deze camera te mogen gebruiken moet je een korte cursus gevolgd hebben. Maak daarnaast ook altijd een afweging tussen een DSLR en een ENG camera. Er kleven namelijk een paar nadelen aan een spiegelreflexcamera;
- geluid neem je apart op en moet je in de montage synchroniseren
- de scherptediepte (het gebied dat wij als scherp ervaren) is kleiner
- scherpstellen is lastiger
- zoomen tijdens een shot is niet mogelijk
- er is veel in te stellen waardoor snel werken niet mogelijk is
Door deze nadelen is het af te raden om een DSLR te gebruiken voor bijvoorbeeld snel nieuws (demonstraties e.d.), snelle sporten en eenmalige gebeurtenissen die niet in scene te zetten zijn.
Maak bij een DSLR altijd gebruik van een statief of gimbal. Uit de hand filmen ziet er op het camerascherm misschien aardig uit maar op een groter scherm schokt het te veel. Om geluid op te nemen gebruik je de interne microfoon als referentie en een Tascam DR-70D om het daadwerkelijke geluid op te nemen.
De camera zet je aan met de aan/uit schakelaar bovenop de camera. Achterop de camera kun je kiezen voor de foto of video stand. Met het wiel bij de aan/uit schakelaar kun je de modus kiezen. Druk om dit wiel te draaien de knop in het midden van het wiel in. De verschillende modi zijn:
Scene Intelligent Auto | Volledig automatisch, de camera regelt alle instellingen zelf. | |
Flash Off | Volledig automatisch, de camera regelt alle instellingen zelf. De flitser is in deze stand altijd uitgeschakeld. | |
Creative Auto | Volledig automatisch, de camera regelt alle instellingen zelf. In deze stand heb je wel invloed op de scherpte van de achtergrond. | |
Scene | Tien automatische modi bedoeld om specifieke scenes te fotograferen zoals portretten, landschappen, actie scenes, close-ups, voedsel, kinderen en meer. | |
Creative Filters | Tien filter effecten of vijf video filter effecten. | |
Programmed Autoexposure | De camera kiest de sluitertijd en het diafragma maar je kunt uit verschillende variaties kiezen. Verder heb je toegang tot alle camerafuncties. | |
Shutter-priority Autoexposure | De camera kiest het diafragma aan de hand van de door jou gekozen sluitertijd. Verder heb je toegang tot alle camerafuncties. | |
Aperture-priority Autoexposure | De camera kiest de sluitertijd aan de hand van het door jou gekozen diafragma. Verder heb je toegang tot alle camerafuncties. | |
Manual | Je kunt zowel het diafragma als de sluitertijd bepalen. Verder heb je toegang tot alle camerafuncties. | |
Bulb | Voor lange sluitertijden. De sluiter blijft open zolang de ontspanknop ingedrukt is. In deze stand bepaal je ook het diafragma. Verder heb je toegang tot alle camerafuncties. | |
Custom Shooting Mode 1 | Een persoonlijke stand | |
Custom Shooting Mode 2 | Een persoonlijke stand |
Over het algemeen gebruik je alleen de Manual stand zodat je de volledige controle over je beeld hebt. Alleen in paniek situaties val je eventueel terug op een automatische stand.
Wanneer er licht door de lens valt passeert het twee elementen die bepalen hoe de belichting van de foto of video is en ook invloed hebben op de scherpte van je beeld. Dit zijn het diafragma en de sluiter. Het diafragma kun je vergelijken met de iris in je oog. Hoe verder het diafragma open staat hoe meer licht er door kan. De sluiter is een gordijntje dat open en dicht geschoven wordt. langzamer het gordijntje open en dicht gaat hoe meer licht er uiteindelijk door kan naar de sensor. De spiegel klapt voor het maken van de foto omhoog. Deze heeft als enige functie het doorsturen van het beeld naar het prisma en uiteindelijk de zoeker van de camera. Als laatste bepaalt ook de sensor hoe je beeld belicht is. Door de gevoeligheid van de sensor (ISO waarde) te verhogen wordt het elektrische signaal versterkt en wordt je beeld lichter. Hoe al deze functies werken en elkaar beïnvloeden lees je in de volgende onderdelen op deze pagina.
De sluitertijd bepaalt hoe lang er licht op de sensor valt. De sluiter is letterlijk een klein gordijntje wat voor de sensor open en dicht schuift. De snelheid wordt over het algemeen aangeduid in tienden of honderdsten van seconden. een sluitertijd van 1/50ste betekent dat het gordijntje dus maar 1/50ste van een seconde open staat. Hoe korter het gordijntje open staat hoe minder licht er dus op de sensor zal vallen.
Naast de belichting beïnvloedt de sluitertijd in zekere zin ook de scherpte. Als je een foto van een bal zou maken die gegooid wordt legt deze in een bepaalde tijd een afstand af. Om deze bal stil te zetten op de foto moet het moment dat het licht op de sensor valt heel kort zijn. Zou het gordijntje lang open staan dan krijg je een wazige bal te zien op de foto omdat hij in de tijd dat het gordijntje open stond een bepaald traject af heeft gelegd. Bij sportfotografie zul je dus een kortere sluitertijd willen kiezen tenzij je in de foto juist de beweging wil laten zien.
Ga je filmen dan moet de sluitertijd het dubbele snelheid van je framerate zijn. film je met 25 frames per seconde dan moet de sluitertijd 1/50 zijn. Op deze manier zien bewegingen er het meest natuurlijk uit. De sluitertijd mag in ieder geval niet lager zijn dan je framerate, dit kan op de 80D ook niet. Doe je dit wel dan ontstaat er een stroboscoop effect. Als je beeld te licht is kun je in het uiterste geval wel je sluitertijd verhogen. Doe dit dan wel zo dat het altijd deelbaar is door de dubbele snelheid van je framerate dus bij 25 frames per seconde 1/50, 1/100, 1/150 enz.
Instellen
De sluitertijd stel je in de Manual stand in door aan het draaiwieltje bovenop de camera te draaien. Je ziet de waarde linksonder in het schermpje. (let op, er staat geen 1/ voor en wanneer er ” bij komt te staan gaat het over seconden.)
Het diafragma kun je zien als de iris in je oog. Als je in een donkere ruimte bent zal je iris verder open gaan zodat je toch nog iets kunt zien. Dit geldt ook voor het diafragma van de camera. Het diafragma wordt aangeduid met een f. Hoe kleiner het getal, hoe meer licht er doorgelaten wordt.
Naast de belichting heeft het diafragma ook invloed op je scherptediepte. Dit is het vlak dat wij als scherp ervaren voor en achter het onderwerp. In het plaatje hiernaast is scherpgesteld op het oog van de aap. bij een diafragma van f1.4 zal de voor en achtergrond dus eerder onscherp zijn en ook meer onscherp dan wanneer er voor een diafragma van f11 wordt gekozen.
Instellen
Het diafragma stel je in de Manual stand in door aan het draaiwieltje bovenop de camera te draaien terwijl je het knopje met het sterretje erboven achterop de camera. Je ziet de waarde midden onder in het schermpje. (let op, er staat geen f voor)
Er zijn drie waardes die de belichting van het beeld beïnvloeden. Het diafragma, de sluitertijd en de ISO waarde.
Fotografie
- Zet de camera eerst in de ‘Manual’ modus.
- Kies een ISO waarde die past bij het licht in de ruimte (laag getal is veel licht (buiten), hoog getal is weinig licht (restaurant)
- Maak eerst het kader dat je wil gebruiken
- Zet het diafragma op het hoogst mogelijk getal voor een grote scherptediepte. Wil je een kleinere scherptediepte begin dan met een laag diafragma getal
- Stel de sluitertijd zo in dat je beeld goed belicht is
- Is je beeld nu nog te donker kies dan een hoger ISO getal
Video
- Zet de camera eerst in de ‘Manual’ modus.
- Maak eerst het kader dat je wil gebruiken
- Stel de sluitertijd twee keer zo snel in als je framerate bij 25fps is dit dus 1/50
- Zet het diafragma op twee waardes onder het hoogst mogelijk getal voor een grote scherptediepte. Wil je een kleinere scherptediepte begin dan met een laag diafragma getal maar niet het laagste.
- Kies nu een ISO waarde zodat je beeld goed belicht is.
- Is je beeld nu nog te licht verdubbel dan je sluitertijd naar 1/100ste, 1/150ste enzovoort.
- Tijdens het filmen kun je bij veranderend licht je met je diafragma nog kleine aanpassingen maken.
Een DSLR heeft een losse lens. Dit betekent dat je de lens kunt verwisselen voor een andere lens met andere eigenschappen. De standaard lens die in de koffer zit is een zoomlens met een bereik van 18 tot 135 millimeter. Dit getal staat voor de brandpuntsafstand. Een kleine brandpuntsafstand betekent een grote beeldhoek (groothoek) en met een grote brandpuntsafstand haalt objecten dichterbij (tele). Daarnaast is de scherptediepte bij een kleiner brandpunt groter.
Het meest neutrale brandpunt is 50mm. Dit is vergelijkbaar met hoe wij met onze ogen de wereld zien. De Canon 80D heeft echter een kleinere sensor waardoor je het brandpunt maal 1,5 moet rekenen om op de echte brandpuntsafstand te komen. Voor portretten wordt door veel fotografen een brandpunt gebruikt tussen de 70 en 105 mm.
De neutraliteit van het brandpunt is goed te zien in de serie foto’s hiernaast. In de groothoekstand wordt alles een beetje boller en is het beeld van voor tot achter redelijk scherp. Wanneer er ingezoomd is zie je dat de achtergrond dichter bij de persoon lijkt te zijn en is de achtergrond ook meer onscherp.
Instellen
Je kunt op de lens kiezen voor autofocus of manualfocus. Gebruik je de autofocus dan druk je de ontspanknop licht in om scherp te stellen. Gebruik je de manualfocus stand dan gebruik je de smalle ring op de lens om scherp te stellen. Let op, inzoomen op je onderwerp, scherpstellen en uitzoomen levert met deze lens een onscherp beeld op! Een hulpmiddel om zekerder te zijn van een scherp beeld is het loep knopje dit werkt in de video stand standaard al. In de foto stand moet je eerst op de start/stop knop achterop de camera drukken om je beeld te zien op je schermpje. Met de ring rond de set knop kun je naar een ander deel van je ingezoomde beeld. Als je vaker op het loep knopje drukt wordt het beeld weer normaal.